Zo lang al ik me kan herinneren doe ik het al: mijn verbeeldingskracht gebruiken om te creëren. Niet alleen op de ‘traditionele’ manier, door tekenen, kleding en glas in lood maken, maar ook in het dagelijks leven en in tijden van tegenslag. Ik maak in mijn hoofd een plekje voor verdriet en een plekje voor genieten van mooie dingen. En zo kan verdriet en geluk naast elkaar bestaan. Tegelijkertijd zelfs.
Mensen zeggen vaak dat ze niet creatief zijn.
Ik word daar altijd een beetje kriegel van. Alsof ik meteen aan de slag wil om hun ongelijk te bewijzen. Hoe, wat en waarom? Geen idee!
Ik kon geen vat krijgen op het diepe gevoel, de overtuiging, dat iedereen creatief is. Ik wist alleen: hier moet ik ooit nog eens iets mee doen.
De cognitieve revolutie
Ik las het boek “Sapiens, Een kleine geschiedenis van de mensheid”(1). Harari beschrijft hierin de geschiedenis aan de hand van een aantal revoluties in de ontwikkeling van de mens. De eerste is de cognitieve revolutie: zo’n 70 duizend jaar geleden ontwikkelt de Homo Sapiens een heel nieuwe manier van denken en communiceren.
“Maar het echte unieke kenmerk van onze taal is niet de mogelijkheid om er informatie mee over te brengen over mensen en leeuwen, maar de mogelijkheid om er informatie mee over te brengen over dingen die helemaal niet bestaan”(1)
Elk dier heeft geluiden om soortgenoten te waarschuwen voor gevaar, bijvoorbeeld een leeuw. Als gevolg van de cognitieve revolutie kan de mens niet alleen waarschuwen voor een leeuw, maar ook vertellen dat deze leeuw altijd bij zonsondergang op een bepaalde plek bij de rivier zit en daarmee de bizons weg jaagt. De mens kan vervolgens overleggen met elkaar of dit een probleem is en zo ja, wat de mogelijke oplossingen zijn.
Verbeeldingskracht
De mens kan dit allemaal gebaseerd op informatie die onze zintuigen niet daadwerkelijk waarnemen. Op dat moment en op die plaats is er geen leeuw die bizons weg jaagt. De mens gebruikt hiervoor zijn verbeeldingskracht. Dat kunnen we ook met dingen die niet bestaan, zoals fantasiedieren, maar dat is voor een latere blog.
Het menselijk brein kan zelfs nog veel meer: “..plots kon hij zich verbeelden dat het gras elders wel eens groener zou kunnen zijn, en dus maakte hij zich op om de wereld te veroveren.”(1)
De Cognitieve revolutie gaat dus over onze verbeeldingskracht, onze taal om hierover te communiceren én ons vermogen om te beredeneren en te handelen naar aanleiding van die verbeeldingskracht.
Dit was mijn Eureka!- moment.
Tegenwoordig gaat cognitieve ontwikkeling vooral over denken, leren en kennis. Ik heb verschillende definities op internet op gezocht en allemaal komen op hetzelfde neer.
De verbeeldingskracht en het bewust gebruik ervan is verdwenen uit onze kijk op menselijke intelligentie. Terwijl het misschien wel het belangrijkste onderdeel was, duizenden jaren geleden, van het ontstaan van de Homo Sapiens zoals we die nu kennen. Het is een essentieel onderdeel van het mens-zijn.
Iedereen gebruikt heel de dag verbeeldingskracht
Iedereen bedenkt wat er die avond gegeten wordt en wat daarvoor nodig is, iedereen kan zich een voorstelling maken van het verhaal dat je vriendin over haar vakantie vertelt en iedereen kan in gedachten de geur van vers gemaaid gras terughalen.
Wat zou er gebeuren…
Als we die verbeeldingskracht de aandacht en training geven die het verdient? Als we onze creativiteit net zo belangrijk gaan vinden als de ‘academische’ vaardigheden die we op school leren? Als we gaan beseffen dat creativiteit niet alleen een eigenschap van de kunstenaar of uitvinder is?
Kortom, wat zou er gebeuren als we gaan beseffen dat verbeeldingskracht en creativiteit in alle fases en aspecten van het leven belangrijk zijn? In alle beroepen en in elk onderzoeksgebied?
Probeer je dat eens voor te stellen!
(1) Yuval Noah Harari, Sapiens, Een kleine geschiedenis van de mensheid, 2012 (Nederlandse vertaling door Inge Pieters, 2014)